Het centrale schip heeft een basikaal grondplan met 3 beuken en een kort dwarsschip. Het is oost-west georiënteerd volgens Rijnlands model. De middenbeuk bestaat uit 4 traveeën met hoge vensters.
Waarschijnlijk was het middenschip oorspronkelijk overdekt met een eenvoudige, houten overkapping, zoals gebruikelijk in de eerste Ottoonse kerken, maar in het begin van de 13de eeuw werd het overwelfd met stenen spitsbogen.
Om dit te kunnen bouwen , werd aan de massieve pijlers, een groep van 3 smalle zuiltjes toegevoegd, om de ribben van het gewelf op te vangen.
Het centrale schip is met de onderkant van de zuilen verbonden door middel van arcades van gotische spitsbogen. De kapitelen zijn versierd met gestylleerde bladeren. De motieven zijn eenvoudig en van robuuste makelij.
In het westen wordt de vlakke koorafsluiting bekroond met een toren van 47 m hoog.
De opening, gemaakt in de 18de eeuw, werd ingevuld met gotische spitsboogvensters, om zo het daglicht binnen te brengen in het orgelkoor.
Ondanks de beschadigingen doorheen de tijd, en de verschillende bouwfasen, toont het geheel een grote samenhang en sobere elegantie.